Non-duaal Shaivisme afgezet tegen Boeddhisme en Advaita Vedanta

We kunnen het non-duaal Shaivisme nader kenschetsen door het af te zetten tegen de andere tradities van non-duale spiritualiteit die in India zijn ontstaan, de Advaita Vedanta en het Boeddhisme. Vooral de vergelijking met Advaita Vedanta is daarbij vruchtbaar. Non-duaal Shaivisme en Advaita Vedanta zijn immers allebei vormen van Hindoe-spiritualiteit en delen als zodanig een belangrijk uitgangspunt, namelijk de Atman-spiritualiteit, waar het non-duale Bewustzijn wordt begrepen en bovenal ervaren als het Zelf (Atman), het universele en absolute Ik dat de ultieme waarnemer is ‘in’ alle bewuste wezens. Zo vinden we in de Advaita Vedanta de traditionele formulering “Atman is Brahman” waarbij “Brahman” duidt op de Ultieme Werkelijkheid. Wat deze formulering dus zegt is dat de werkelijkheid in essentie het bewuste Ik is, het Subject van alle waarneming, dat in alle waarnemende wezens (mensen, dieren, mogelijk aliens) hetzelfde is, hét Zelf. In het non-duaal Shaivisme vinden we deels hetzelfde idee, zij het dat hier de voorkeur wordt gegeven aan de benaming “Shiva” (en soms “Shakti”) in plaats van “Brahman” om het non-duale Bewustzijn als Ultieme Werkelijkheid aan te duiden. De Vedantische uitspraak “Atman is Brahman” kent in het non-duaal Shaivisme dan ook tegenhangers zoals de mantra “Shivoham” (“Ik ben Shiva”). Met deze typisch Hindoeïstische Atman-spiritualiteit onderscheiden Advaita Vedanta en non-duaal Shaivisme zich van het Boeddhisme, waar immers de leer van Zelfloosheid of Geen-Zelf (Anatta) wordt beleden.

Atman-spiritualiteit versus Zelfloosheid in het Boeddhisme
Waar Verlichting in het Boeddhisme wordt beleefd als het ultieme besef dat álles vergankelijk is, zodat er letterlijk niets overblijft waar je jezelf mee kunt identificeren, daar gaat het in Advaita Vedanta en non-duaal Shaivisme juist om het vinden van je ware, onvergankelijke identiteit, je diepste Zelf. In het Boeddhisme duidt non-duaal Bewustzijn op de “Leegte” (sunyata) waarin alle zelf-identificaties oplossen en verdwijnen. Die Zelfloosheid was de Verlichtingservaring die de Boeddha bereikte na zijn meditatie onder de bodhiboom. In Advaita Vedanta en non-duaal Shaivisme daarentegen is het non-duale Bewustzijn juist de Ultieme Werkelijkheid waarmee je jezelf moet identificeren.
Natuurlijk gaat het zowel in het Boeddhisme als in Advaita Vedanta en non-duaal Shaivisme om het loslaten van de alledaagse identificaties met beperkte aspecten van je zijn, zoals “Ik ben dit lichaam”, “Ik ben slim”, “Ik ben Nederlander”, "Ik ben vrouw", "Ik ben rijk", etc. Het zijn dergelijke beperkte zelf-identificaties die de mens onvrij maken en gebonden houden aan het “wiel van samsara”. Bevrijding is precies het opgeven van beperkte zelf-identificaties. Maar waar er in het Boeddhisme dan letterlijk niets overblijft waarmee identificatie nog mogelijk is, daar gaat het in Advaita Vedanta en non-duaal Shaivisme om het loslaten van de beperkte zelf-identificaties om zo je ware identiteit te vinden, het Atman, het non-duale Bewustzijn als het ware en tijdloze Zelf. 

Advaita Vedanta: De wereld als illusie
We kunnen nu het eigene van het non-duaal Shaivisme aangeven door het cruciale verschil met de Advaita Vedanta uit de doeken te doen. Laten we dit aan de hand van een voorbeeld doen. Stel dat ik aan het wandelen ben in een prachtig berglandschap, bijvoorbeeld – om in de sfeer van het non-duaal Shaivisme te blijven – het Himalayagebergte rond de Kasjmirvallei. Ik zie de witte bergtoppen in de verte en de kleurige bloemen om mij heen, ik ruik hun geuren, hoor het gezang van vogels, voel de warmte van de zon en de verkoelende wind op mijn huid, voel de inspanning van het klimmen in mijn benen, en ik denk in een euforische stemming: “Wat is het hier fantastisch mooi!”
Wat de Advaita Vedanta dan zegt is: de Ultieme Werkelijkheid is datgene in jou dat zich bewust is van al die zintuiglijke sensaties, emoties en gedachten. Brahman is het non-duale Bewustzijn waarin (of waaraan) al mijn ervaringen verschijnen. Maar als dat zo is, dan geldt dat natuurlijk niet alleen voor mij, dan geldt dat voor iedereen, voor alle wezens met bewustzijn (dieren, insecten, planten wellicht, aliens). Alles wat zij ervaren, wordt ervaren door het Absolute, de ultieme waarnemer of, zoals de Advaita Vedanta zegt, de “getuige” (sakshin) van alles. Het Absolute is het non-duale Bewustzijn in alle bewuste wezens, ons gedeelde Ik, het Atman, het Universele Subject. Verlichting in de Advaita Vedanta is precies de realisatie van dit Absolute Ik; het is de bewustwording dat ‘ik’ niet een van de verschijnselen ben die in het non-duale Bewustzijn verschijnen (zoals de individuele persoon genaamd “Peter Sas”) maar het Bewustzijn als zodanig. Het is, volgens de Advaita Vedanta, deze bewustwording die bevrijdt van de samsarische gebondenheid aan het aardse leven.


Maar hoe zit het dan met al die dingen die ín het Bewustzijn verschijnen? Om bij ons voorbeeld te blijven, hoe zit het met die witte bergtoppen, de kleurrijke en geurende bloemen, de zingende vogels, de sensaties van het zonlicht en de wind op mijn huid, het ‘klim-gevoel’ in mijn benen, de euforie als ik een bergtop bereik? Hier zegt de Advaita Vedanta: al die dingen doen er niet toe. Sterker nog, als je Verlichting wil bereiken, dan zul je dat alles uit je bewustzijn moeten bannen. Het gaat erom het Bewustzijn als zodanig te ‘zien’, maar de objecten die in het Bewustzijn verschijnen staan in de weg; ze ontnemen ons het zicht op de Ultieme Werkelijkheid. Net zoals de filmbeelden het zicht ontnemen op het witte filmdoek waar ze op verschijnen. Willen we het lege scherm zelf zien, dan zullen we de film uit moeten zetten. Zo ook: willen we het Bewustzijn zelf zien, dan moeten we de blik afwenden van de wereld der verschijnselen.

Die verschijnselen zijn volgens de Advaita Vedanta sowieso een illusie (Maya) voortkomend uit onze fundamentele onwetendheid (Avidya, letterlijk “niet-zien”). De wereld van de verschijnselen is een wereld van differentiatie, gescheidenheid en vergankelijkheid: de verschillende fenomenen bestaan gescheiden van elkaar in de matrix van ruimte en tijd waarin ze ontstaan en weer vergaan. Maar de Ultieme Werkelijkheid van Brahman is onveranderlijk, tijdloos, een absolute en ongedifferentieerde eenheid, zonder enig spoor van verschil. De Ultieme Werkelijkheid is nirguna Brahman, dwz. Brahman zonder eigenschappen. Daarom moet de verschijningswereld wel illusie zijn en dus onwerkelijk, niet bestaand. Vandaar de beroemde uitspraak van Shankara: “Alleen Brahman is werkelijk, de wereld is illusie.” (2006: 260) Als de gedifferentieerde en veranderlijke verschijningswereld echt zou zijn, dan zou deze anders zijn dan Brahman – en dan zou er dus dualiteit zijn, dan zou er nog iets anders zijn dan het ene Bewustzijn. En dat is onmogelijk, volgens de Advaita Vedanta. Daarom zegt deze traditie: als non-dualiteit de hoogste waarheid is, dan moet de verschijningswereld wel illusie zijn. Het Atman-Brahman wordt in de Advaita Vedanta dan ook “het Ene zonder tweede” genoemd, dwz. het Ene zonder een spoor van dualiteit.

Volgens de Advaita Vedanta lijkt de verschijningswereld te bestaan omdat we onwetend zijn, omdat we onszelf – ons ware Zelf – verwarren met het individuele zelf, de persoon van vlees en bloed, waardoor we de echte werkelijkheid van het Atman-Brahman niet zien. Op het moment dat deze illusie wordt opgeheven en we onze Atman-essentie realiseren, verdwijnt de illusoire verschijningswereld als sneeuw voor de zon. We bereiken dan de nirvikalpa samadhi, dwz. de “onderscheidsloze absorptie” waarin het individuele bewustzijn opgaat in het pure, ongedifferentieerde Bewustzijn.
Dit wordt ook wel “Turiya” genoemd, dat letterlijk “de vierde” betekent, de vierde bewustzijnstoestand die voorbij waken, dromen en droomloze slaap ligt. Het is dus een toestand waarin er niets meer waargenomen wordt, het is Bewustzijn zonder enig object. Zoals Shankara zegt in zijn commentaar op de Brahmasoetra’s: “het is puur Bewustzijn is, zich niet bewust van iets in het bijzonder” (1973: vol. 1, 32). Het ligt zelfs voorbij de droomloze slaap, want daarbij blijft het individu intact (ook al neemt het niets waar), want als de slaap voorbij is keert het individu terug in zijn wakende toestand. In de ultieme realisatie van het Atman echter is elk spoor van individualiteit voorgoed verdwenen. De Mandukya Upanishad, een centrale tekst binnen de Advaita Vedanta, geeft de volgende klassieke omschrijving van de Turiya-toestand:


“Men beschouwt de vierde als noch waarnemend wat binnen is noch waarnemend wat buiten is, evenmin als beiden tegelijk, niet als een geheel van waarneming, noch als waarnemend noch als niet waarnemend, als ongezien, als voorbij het bereik van alledaagse activiteit, als ongrijpbaar, als eigenschapsloos, als ondenkbaar, als onbeschrijfelijk, als de toestand waarvan de essentie bestaat in de waarneming van zichzelf, als het ophouden van de zichtbare wereld, als vredig, als gelukzalig, als zonder een tweede. Dat is het Atman, en dat is wat waargenomen moet worden.” (Mandukya Upanishad: 7)
Non-duaal Shaivisme: De wereld als verschijning van Shiva
Kijken we nu naar het non-duaal Shaivisme, dan doemt er een totaal ander beeld op: geen wereldverzaking maar juist wereldomarming, geen negatie maar juist affirmatie van het aardse leven, geen rigide tegenstelling van dualiteit en non-dualiteit maar juist insluiting van de dualiteit in de non-dualiteit. De Ultieme Werkelijkheid wordt in het non-duaal Shaivisme begrepen en ervaren als bhedabheda, dwz. als verschillend (bheda) en niet-verschillend (abheda) ineen.
Vandaar dat in deze traditie de Ultieme Werkelijkheid niet met één principe wordt benoemd maar met twee, Shiva en Shakti. Of beter gezegd, het gaat hier wel degelijk om één alomvattend principe, maar in deze traditie heeft dit ene principe twee aspecten, twee ‘gezichten’ die samen de weerszijden van dezelfde medaille vormen. In het non-duaal Shaivisme bestaat het Ene uit twee polen die samen een eenheid vormen, namelijk het Bewustzijn én het vermogen daarvan om aan zichzelf te verschijnen als een externe wereld, dwz. als een wereld die buiten het Bewustzijn lijkt te bestaan.


Filosofisch gezegd, de Ultieme Werkelijkheid is niet alleen subject maar ook object, niet alleen Bewustzijn maar ook datgene wat aan het Bewustzijn verschijnt, de verschijningswereld. In die verschijningswereld verschijnt het ene Bewustzijn aan Zichzelf en in die zin is het wezenlijk Zelfbewustzijn (vimarsha), de eenheid van subject en object. Zoals het Bewustzijn het Zelf is, het Atman, het Universele Subject, zo is de verschijningswereld – het heelal – het Universele Object. Samen vormen ze de twee kanten van dezelfde medaille, dezelfde werkelijkheid. In het non-duaal Shaivisme wordt deze verhouding begrepen en ervaren als belichaming. Dat wil zeggen: zoals het individuele zelf zich uitdrukt in het individuele lichaam, zo drukt het Universele Zelf zich uit in het Universele Lichaam, het heelal, waar het individuele lichaam een integraal onderdeel van is. Dit licht al een tipje van de sluier op aangaande de centrale en tantrische rol van het lichaam in het non-duaal Shaivisme.  

De term “Shiva” duidt hier het waarnemende Bewustzijn aan en “Shakti” het vermogen daarvan om een waarneembare vorm aan te nemen. Natuurlijk zijn Shiva en zijn vrouwelijke wederhelft Shakti oorspronkelijk goden uit het Hindoe-pantheon, maar in het non-duaal Shaivisme zijn zij grotendeels van hun mythologisch-religieuze achtergrond ontdaan en verheven tot filosofisch-spirituele principes van de allerhoogste orde; samen vormen zij de polaire eenheid van de Ultieme Werkelijkheid. Het is dan ook niet toevallig dat het Sanskriet-woord “shakti” niet alleen duidt op de bekende Hindoe-godin maar ook een niet-religieuze, wereldse betekenis heeft, namelijk kracht, vermogen en energie. Shakti is heel letterlijk de inherente ‘scheppingskracht’ van Shiva, het vermogen van het oneindige Bewustzijn om de vorm van eindige objecten aan te nemen, om in die geëxternaliseerde hoedanigheid aan Zichzelf te verschijnen.
Het kosmische spel van Shiva: Zelf-Verberging en Zelf-Herkenning
Door uit te gaan van de polaire eenheid van Shiva en Shakti kan het non-duaal Shaivisme een positieve invulling geven aan het Maya-begrip. In de Advaita Vedanta, zoals we hebben gezien, is Maya puur negatief, de illusie van het bestaan van de verschijningswereld, voortkomend uit onwetendheid (avidya), dwz. de verwarring van het Zelf met de individuele persoon. Het is omdat ik mijzelf mijn Zelf – verwar met dit individuele lichaam en deze individuele mind dat de buitenwereld lijkt te bestaan; zodra deze verwarring ophoudt, verdwijnt ook die buitenwereld, aldus de Advaita Vedanta. In het non-duaal Shaivisme echter is Maya niet louter illusie en onwetendheid; hier is Maya in de eerste plaats Shakti, de (zelf-)verschijningskracht van het Bewustzijn. De verschijningswereld is hier dus niet louter illusie, maar een bestaande werkelijkheid, zij het dat deze wereld gewoonlijk – in de alledaagse, onverlichte toestand – verkeerd begrepen wordt, namelijk als een externe werkelijkheid buiten en onafhankelijk van het Bewustzijn. Dat is, ook volgens het non-duaal Shaivisme, de onwetendheid die aan de illusie van dualiteit ten grondslag ligt. Maar in het non-duaal Shaivisme is deze onwetendheid geen ‘kosmische fout’, geen jammerlijke verwarring van het Zelf met het individuele zelf, maar een volledige manifestatie van het Bewustzijn zelf, dat blijkbaar het energetische vermogen heeft én de drive om aan zichzelf te verschijnen als een externe werkelijkheid, de wereld van samsara. Die energie van het Bewustzijn is Maya-Shakti.
Volgens het non-duaal Shaivisme heeft het Bewustzijn blijkbaar het vermogen om zichzelf te verbergen voor zichzelf en zo aan zichzelf te verschijnen als iets anders, namelijk als de gedifferentieerde verschijningswereld. In die zin zegt Abhinava Gupta in zijn Essentie van de Tantra’s: “Het Goddelijke, bij wijze van een vrij spel van intense vreugde, verbergt zijn ware natuur [door als de verschijningswereld te manifesteren], al kan Het er elk moment voor kiezen om zijn volheid weer te openbaren.” (Geciteerd in Wallis 2013: 63) Dit spel van Zelf-verberging en Zelf-openbaring is de dans van Shiva, gesymboliseerd door het bekende beeld van Shiva als "Heer van de Dans", de Shiva Nataraja. Zoals Christopher Wallis uitlegt: “De primaire vorm van onwetendheid is onze misidentificatie van onszelf. Deze misidentificatie is een vorm van vergeten: God incarneert Zichzelf als jou, en om jou te worden moet Zij de rest van haar enorme alomvattende wezen vergeten. Anders gezegd, Ze moet tijdelijk afstand doen van alle haar andere aspecten. Dit is de zelf-verberging die genoemd wordt in het bovenstaande vers van Abhinava Gupta.” (Wallis 2013: 65)

Dankzij de Shakti-energie verschijnt het Bewustzijn aan zichzelf in de vorm van talloze individuele belichaamde waarnemers (mensen, dieren, aliens wellicht) die los van elkaar en los van hun omgeving (het heelal) lijken te bestaan. Verlichting is het proces waarin het Bewustzijn deze externe ‘projectie’ weer in zichzelf terugneemt. Het is het proces waarin het individuele ik doorkrijgt, op een diep gevoeld existentieel niveau, dat het niet op zichzelf bestaat maar ‘slechts’ een van de talloze manifestaties is van het alomvattende Bewustzijn, dat dan gerealiseerd wordt als het ware Zelf. De traditie van het non-duaal Shaivisme spreekt hier van de “Zelf-Herkenning van/als de Heer” (Ishvara-Pratyabhijna, wat tevens de aanduiding is voor een van de hoofdstromingen binnen het non-duaal Shaivisme). Er vindt dan in het individu een Zelf-Herkenning plaats, waarin het alomvattende Bewustzijn (oftewel Shiva, “de Heer”) herkend wordt als het eigenlijke Zelf. Het Bewustzijn herkent zichzelf in het individu en vindt zo zichzelf terug; het keert via het verlichte individu naar zichzelf terug vanuit zijn zelfgekozen zelfvervreemding in de samsarische wereld. Vandaar de dubbelzinnigheid in de uitdrukking “Zelf-Herkenning van/als de Heer”. Enerzijds herkent het individu zichzelf als Shiva, het herkent Shiva als zijn ware Zelf. En tegelijkertijd is dit de Zelf-Herkenning van Shiva, die zichzelf terugvindt in het verlichte individu.
De onwetendheid wordt dan opgeheven, maar anders dan in de Advaita Vedanta houdt de verschijningswereld dan niet op te bestaan. Integendeel, de werkelijkheid van de verschijningswereld wordt dan pas ten volle gerealiseerd, namelijk als de stralende manifestatie van Shiva, badend in het Licht van het Bewustzijn. De schoonheid van de verschijningswereld begint dan pas echt te stralen. Het individu beseft dan dat Shiva niet alleen
zijn ware Zelf is maar het Zelf van de gehele verschijningswereld, het stralende Hart van het heelal. De hele kosmos wordt liefdevol omarmd als een belichaming van het meest eigene, meest intieme Zelf.  

Tegenover de nirvikalpa samadhi van het Turiya-bewustzijn in de Advaita Vedanta – het lege, onderscheidsloze bewustzijn waarin de zoeker één wordt met het Atman – plaatst het non-duaal Shaivisme dan ook de kosmische eenheidservaring van de sahaja samadhi als culminatiepunt van de spirituele oefening (sadhana). “Sahaja” is een Sanskriet-woord dat zoveel betekent als “van nature samen geboren”. Sahaja samadhi duidt dan ook op het feit dat in deze traditie de spirituele zoeker Verlichting bereikt ‘samen met het heelal’, dus niet door zich van de wereld af te keren, maar juist door deze te omarmen als de manifestatie van zijn eigen diepste essentie, het Zelf. Het is de ervaring van de fundamentele eenheid van Shiva en Shakti, dus van het ene Bewustzijn en het daaraan verschijnende heelal – een kosmische eenheidservaring die in het non-duaal Shaivisme mythologisch wordt weergegeven als de seksuele vereniging van Shiva en Shakti.

In deze traditie wordt sahaja samadhi ook wel “Turyatita” genoemd, wat letterlijk “voorbij de vierde” betekent, wat aangeeft dat men deze spirituele ervaring ziet als superieur aan het Turiya-bewustzijn uit de Advaita Vedanta. Zoals gezegd, “Turiya” duidt op het non-duale Bewustzijn dat voorafgaat aan de drie ‘gewone’ bewustzijnstoestanden van waken, dromen en droomloze slaap. In de Advaita Vedanta gaat het erom dit lege Bewustzijn als zodanig te ‘ervaren’, gezuiverd van waken, dromen en droomloze slaap (waar immers de individualiteit nog intact blijft). In het non-duaal Shaivisme daarentegen gaat het er juist om het non-duale Bewustzijn te proeven in het alledaagse leven; het non-duale Bewustzijn omvat dan waken, dromen en droomloze slaap. Dat is Turiyatita oftewel sahaja samadhi. De drie ‘gewone’ toestanden van waken, dromen en droomloze slaap zijn dan als het ware doordrenkt met de “nectar” van cidananda, dwz. de vreugde (ananda) die inherent is aan het non-duale Bewustzijn (cit). Utpala Deva, een van de grondleggers van het non-duaal Shaivisme, geeft dan ook de volgende, enigszins droge definitie van Turiyatita in zijn Stanza’s over de Herkenning van de Heer:

“Degene wiens Zelf het heelal is, ten volle beseffend “Dit alles is mijn eigen expansie”, ervaart de goddelijke toestand zelfs in de stroom van de verschillende ervaringen.” (Geciteerd in Wallis 2013: 180.)

De “stroom van verschillende ervaringen” duidt hier op de stroom van zintuiglijke sensaties, gedachten en gevoelens tijdens de alledaagse bewustzijnstoestanden van waken, dromen en droomloze slaap.  Een wat eigentijdsere en smeuïgere beschrijving van Turiyatita vinden we bij de hedendaagse Tantra-leraar Christopher “Hareesh” Wallis. Hij omschrijft het als de plotselinge gewaarwording dat “alle bewuste wezens [...] verschillende vorrmen zijn van één goddelijk Bewustzijn, dat via ontelbare ogen kijkt naar het heelal dat z’n eigen lichaam is”:

“Dit perspectief geeft een gevoel van betekenis en aanwezigheid aan even de meest simpele handelingen. Als je gaat zitten om een kiezelsteen aandachtig te bekijken, wat er dan echt gebeurt is dat het heelal zichzelf in die vorm contempleert... Als je jezelf duidelijk waarneemt, dan komt er een flits van herkenning: jij bent een microkosmische uitdrukking van precies dezelfde goddelijke krachten die dit hele universum creëren, in stand houden en ontbinden. [E]r vindt een diepgaande verandering plaats. Je angst en kleinzieligheid vallen weg terwijl je harmonieus één wordt met de dans van levensenergie... Een explosie van vreugde begeleidt het besef dat er niets te doen valt, niets te bereiken, anders dan het volledig omhelzen van de goddelijke krachten die zich door jou proberen te manifesteren, door het geheel van jouw authentieke wezen uit te drukken in de volheid van elk moment, in een eindeloze flow van zulke momenten.” (Wallis 2013: 56, 62, 67)
Paramadvaita: De eenheid van non-dualiteit en dualiteit
We kunnen nu het verschil tussen Advaita Vedanta en non-duaal Shaivisme begrijpen als een radicaal verschil in hoe non-dualiteit geïnterpreteerd wordt. In Advaita Vedanta, zoals we hebben gezien, wordt non-dualiteit begrepen en ervaren in contrast met dualiteit, dwz. in contrast met de samsarische wereld: het onveranderlijke en eigenschapsloze Atman-Brahman is níet de veranderlijke en oneindig gevarieerde verschijningswereld waarin het het individuele zelf leeft. Daardoor ziet de Advaita Vedanta zich genoodzaakt tot de radicale conclusie dat het bestaan van de verschijningswereld een illusie is, voortkomend uit onze onwetendheid qua misidentificatie met het individuele zelf. Zodra deze onwetendheid wordt doorzien door de zoeker die opgaat in de ware natuur van het Atman-Brahman, verdwijnt de illusie van de verschijningswereld als sneeuw voor de zon. De vraag is of dat uiteindelijk een logisch coherent standpunt is ‒ op dit filosofische probleem komen we nog op terug ‒ én of het overeenstemt met de hoogste Verlichtingservaring.

Wat dat laatste betreft antwoordt het non-duaal Shaivisme in ieder geval ontkennend: in deze traditie wordt Verlichting begrepen en ervaren níet als negatie van de samsarische verschijningswereld maar juist als de omarming daarvan als een zelf-manifestatie van het ene Bewustzijn. Het non-duaal Shaivisme begrijpt en ervaart non-dualiteit dus niet als uitsluiting maar juist als insluiting van dualiteit. Ware non-dualiteit sluit niets uit, anders zou het niet alomvattend zijn. Voor zover onze ervaring van dualiteit in de samsarische wereld bestaat ‒ en het is onloochenbaar dat deze bestaat, anders zou de zoektocht naar Verlichting onnodig zijn ‒ in die mate moet dualiteit een integraal onderdeel zijn van de alomvattende non-dualiteit. Daarom kent het non-duaal Shaivisme aan het Bewustzijn een zelf-verbergend vermogen toe en spreekt het niet van non-dualiteit (advaita) zonder meer maar van paramadvaita (ook wel “paramadvaya” genoemd), dwz. de “hoogste non-dualiteit” waarin de tegenstelling tussen non-dualiteit en dualiteit is opgeheven. En daarom is het non-duaal Shaivisme ook in essentie een ervaringsmatige weg naar Verlichting: omdat geen enkele ervaring buiten de alomvattende non-dualiteit van het Bewustzijn valt, kan elke ervaring ‒ hoe ‘dualistisch’ deze ook mag lijken ‒ een gelegenheid zijn om het goddelijke Bewustzijn te ‘proeven’. Abhinava Gupta leidt uit de omvattende waarheid van de paramadvaita dan ook een vrijzinnig “sadhanisch pluralisme” af, waarbij geen enkele spirituele weg of oefening (sadhana) bij voorbaat wordt uitgesloten: elke weg kan tot Verlichting leiden ‒ ook wegen uit andere spirituele tradities, zelfs dualistische tradities. Wat dat betreft is het non-duaal Shaivisme bij uitstek pragmatisch: als een sadhana werkt, dan werkt het. Natuurlijk kent het non-duaal Shaivisme wel een aantal tantrische yoga- en meditatie-technieken waar het de voorkeur aangeeft (en waar we nog op terug zullen komen), maar het is niet te beroerd om spirituele praktijken uit andere tradities over te nemen als deze werken voor individuele zoekers. Wat dit betreft erkent het non-duaal Shaivisme dat ieder individu uniek is en daarom zijn of haar eigen unieke weg moet volgen om tot Verlichting te komen. Aldus Abhinava Gupta:

“In onze weg wordt niets bevolen of verboden. Geen enkele oefening wordt specifiek bevolen, omdat het niet gegarandeerd is dat deze toegang tot Shiva verschaft. En geen enkele oefening, zelfs een dualistische, wordt specifiek verboden, omdat deze toch niet de ene Werkelijkheid kan scheiden of aantasten. Want de Heer is alomvattend, en dus zijn geboden en verboden slechts differentiërende constructies in zijn alomvattende essentie. Zij kunnen die essentie niet aantasten.” (Geciteerd in Wallis 2013: 187) 
Gebruikte literatuur

-Shankara (2006), A Bouquet of Nondual Texts. Society of Abidance in Truth, South Korea. -Shankara / Date, V.H. (1973), Vedanta Explained: Samkara's Commentary on The Brahma-sutras, vol. 1. Munshiram Manoharlal Publishers, New Dehli. -Wallis, Christopher (2013), Tantra Illuminated. Mattamayūra Press, Boulder, CO.


No comments:

Post a Comment

Het doel van deze website

Welkom op mijn website over de tantrische filosofie en spiritualiteit van het non-duale Shaivisme. Hier vind je informerende artikelen en ve...