Wat is non-duale spiritualiteit?

Ben je geïnteresseerd in de Tantra van het non-duaal Shaivisme, maar ben je nog onbekend met het bredere fenomeen van de non-duale spiritualiteit waar het non-duale Shaivisme een onderdeel van is (samen met Boeddhisme en Advaita Vedanta)? Dan is het misschien goed om eerst deze inleiding te lezen... De gemeenschappelijke noemer van nagenoeg alle Oosterse filosofie en spiritualiteit is het streven naar Verlichting oftewel Bevrijding (moksha, nirvana), dwz. het bereiken van een bevrijdend Inzicht (jnana) in de ultieme aard van de werkelijkheid. Het gaat dus om een Inzicht dat niet slechts intellectueel is maar vooral praktisch, ervaringsmatig en existentieel in die zin dat het bevrijdt van het lijden (dukkha) dat inherent is aan het aardse, eindige leven van de mens ‒ een bevrijding die traditioneel wordt voorgesteld als een ontsnapping aan “het wiel van samsara”, de eindeloze cyclus van geboorte, leven, lijden, dood en wedergeboorte (reïncarnatie). Nu hoef je niet in wedergeboorte te geloven om te kunnen snappen dat het menselijk leven maar al te vaak ervaren wordt als een tredmolen van constant terugkerende ongemakken, onrust, onvrede en onvervulde verlangens. De ervaring van het aardse leven als een “tranendal” is een universeel thema dat in nagenoeg alle culturen te vinden is; dit lijden is de condition humaine. De waarde van de Oosterse filosofie en spiritualiteit ‒ en de non-duale spiritualiteit in het bijzonder ‒ is dan ook precies hierin gelegen dat het alles op alles zet om de ultieme oplossing te vinden voor dit inherent onbevredigende karakter van het menselijk bestaan. Wat is de oorzaak van dit onbevredigende karakter van het mens-zijn, de wortel van al het lijden? En wat is het ‘medicijn’ hiertegen, welk ‘recept’ moeten we volgen om permanente peace of mind te bereiken, de vrede “die alle verstand te boven gaat” (Filippenzen 4), de gelukzaligheid die níet afhankelijk is van de altijd wisselende omstandigheden van het aardse leven? Dat zijn de vragen die centraal staan in de Oosterse filosofie en spiritualiteit. Jnana: Bevrijdende Kennis van de Ultieme Werkelijkheid Intellectuele theorievorming is daarbij alleen van belang voor zover het bijdraagt aan deze Bevrijding met een hoofdletter “B”. Wat overigens niet betekent dat kennis hierbij een ondergeschikte rol speelt ‒ integendeel, het is juist de leidinggevende intuïtie van veel Oosterse filosofie en spiritualiteit, en zeker van de non-duale spiritualiteit, dat kennis van de ultieme essentie van de werkelijkheid dé sleutel is tot deze Bevrijding. Maar dan gaat het niet om kennis in de gebruikelijke zin van het woord, waarbij er talloze ‘objectieve feiten’ en ‘interessante weetjes’ te kennen vallen. Het gaat om Kennis met een grote “K”, net zoals het gaat om Bevrijding met een grote “B”. Het gaat om bevrijdende kennis (jnana in het Sanskriet, gnosis in het Grieks), om Inzicht in de Ultieme Realiteit, waarbij deze Realiteit niet op neutrale wijze gekend wordt als een objectief buiten jezelf bestaand ‘ding’. Het gaat om een Inzicht dat de kenner ervan niet onberoerd laat maar leidt tot een bevrijdende transformatie van het gehele leven. Dat is het grote onderscheid met de Westerse filosofie en wetenschap, waar juist objectieve theorievorming centraal staat en waar de connectie met existentiële bevrijding grotendeels afwezig is. Het Oosten kent z’n eigen vormen van wetenschap en filosofie, die qua methodische discipline en diepgang in niets onderdoen voor de Westerse tegenhangers. Alleen is het ultieme doel hierbij totaal anders, namelijk Bevrijding door Kennis, in plaats van kennis om de kennis. In zijn klassieke boek Philosophies of India beschrijft Heinrich Zimmer (1953: 4-5) dit verschil tussen Westerse en Indiase filosofie treffend als volgt: “India [...] had en heeft nog steeds z’n eigen disciplines van psychologie, ethiek, natuurkunde en metafysica. Maar de primaire belangstelling – in opvallend contrast met de interesses van moderne Westerse filosofen – gaat hierbij niet uit naar informatie maar naar transformatie: een radicale verandering van de menselijke natuur... De houdingen tegenover elkaar van de leraar en de leerling buigend aan diens voeten worden bepaald door de eisen van deze ultieme taak van transformatie. Hun probleem is om een soort alchemistische transmutatie van de ziel te bewerkstelligen. Niet alleen door middel van een intellectueel begrijpen maar vooral door een innerlijke omkering [...] moet de leerling zich losmaken van zijn gevangenschap, voorbij de beperkingen van de menselijke imperfectie en onwetendheid gaan, en het aardse niveau van bestaan ontstijgen.” De rode draad: Non-duaal Bewustzijn Wat is nu, volgens de Oosterse non-duale spiritualiteit, de Ultieme Realiteit waarvan de Kennis tot Bevrijding leidt? Het antwoord, kort gezegd, is non-duaal Bewustzijn. Dit is de rode draad die Advaita Vedanta, Boeddhisme en non-duaal Shaivisme met elkaar verbindt. Bij wijze van eerste schets kunnen we non-duaal Bewustzijn benaderen door het te onderscheiden van z’n tegendeel, namelijk dualiteit. Normaal, in de “duale toestand”, denken we: ik, deze persoon van vlees en bloed, ben de waarnemer, en de wereld buiten mij is het waargenomene. Anders gezegd, we denken dat bewustzijn een eigenschap, een vermogen, is van de individuele persoon. In filosofische termen: de individuele mens wordt gezien als “het subject” van het bewustzijn. Non-duale spiritualiteit, in al de bovengenoemde tradities, gaat echter om het inzicht dat deze alledaagse manier van denken en ervaren radicaal onjuist is: het individu kan niet het ware subject van het bewustzijn zijn want het individu wordt immers zelf ook ervaren. Het individu is zelf een van de objecten die in het bewustzijn verschijnen. Jij als individuele persoon bent dus niet degene die zich bewust is van objecten. Nee, ‘jij’ bent zelf ook een van die objecten. En als je dat inziet, dan zie je meteen ook in dat bewustzijn voorafgaat aan het individu, dat het bewustzijn niet ‘in je hoofd’ zit maar dat het precies omgekeerd is: je hoofd zit in het bewustzijn. En dat bewustzijn, waar zowel je individuele zelf als de buitenwereld in verschijnen, dát is het non-duale Bewustzijn. Het is non-duaal in die zin dat het voorbij gaat (of beter gezegd: voorafgaat) aan de dualiteit van subject en object, van ego en buitenwereld. Zodra dit ingezien wordt, verschuift je zelf-beleving: je gaat jezelf minder identificeren met de persoon die je dacht te zijn en meer met het non-duale Bewustzijn waarin die persoon verschijnt. En precies dat is het bevrijdende Inzicht waar het in de diverse tradities van de non-duale spiritualiteit om gaat. Als we uitgaan van dit Inzicht, dat Bewustzijn voorafgaat aan alle fenomenen die erin verschijnen, dan volgt daar vanzelf het strikt onpersoonlijke, pre-individuele karakter van Bewustzijn uit. Immers, alles wat jou tot jou maakt, je lichaam, je gedachten, je gevoelens, je karakter, je sociale positie, je land, je cultuur – het zijn allemaal dingen (“objecten”) die door het Bewustzijn waargenomen worden en die als zodanig door het Bewustzijn voorafgegaan worden. Alles wat ons individueert, alles wat ons tot verschillende individuen maakt – onze lichamen, gedachten, gevoelens, etc. – al deze individuerende eigenschappen verschijnen in het Bewustzijn. Het Bewustzijn zelf gaat aan al deze eigenschappen vooraf en wordt er zodoende niet door geraakt. Het hele spreken over individueel bewustzijn komt zo op losse schroeven te staan. Alleen dankzij het Bewustzijn kunnen we objecten zien, voelen, waarnemen, denken, begrijpen. Dat Bewustzijn zelf is dus niet een van die dingen, dwz. het is zelf geen ding (en in die zin is het een soort niets, een “no-thing”). Een veel gebruikte metafoor binnen de non-duale spiritualiteit – en zeker in de Shaivitische stroming – is dat het Bewustzijn het Licht (prakasha) is waarin alles kan verschijnen. En dan gaat het vanzelfsprekend niet om licht in de natuurkundige zin van het woord (een stroom fotonen), maar om het “spirituele” Licht waarin alle objecten (inclusief fotonen) pas waarneembaar, voelbaar, kenbaar en begrijpelijk worden. Daarom kan het Bewustzijn zelf niet als object waargenomen of begrepen worden: het zuivere Licht waarin alle dingen verschijnen kan zelf niet als ding verschijnen. In die zin is het Bewustzijn zelf volstrekt eigenschapsloos, onbepaald en vormeloos. Het bestaat buiten ruimte en tijd, omdat zelfs ruimte en tijd slechts verschijningen in het Bewustzijn zijn. Idealisme in Oost en West Het is nu vrij gemakkelijk om in te zien dat er niets buiten dit non-duale Bewustzijn kan bestaan en dat het daarom de Ultieme Werkelijkheid is. Alles waarvan we kunnen zeggen dat het bestaat, is uiteindelijk een fenomeen – een waarneming, een gevoel, een gedachte – in het Bewustzijn; daarbuiten kan niets gekend worden. Ja, het hele onderscheid van binnen en buiten komt te vervallen zodra we het over non-duaal Bewustzijn hebben. Het kan geen buitenkant hebben. De dualiteit van binnen en buiten is immers een andere versie van de subject-object-dualiteit, de tegenstelling van individu en buitenwereld. En precies die tegenstelling is overwonnen door het Inzicht in het non-duale karakter van Bewustzijn: de dualiteit van binnen en buiten blijkt slechts een verschijnsel in het Bewustzijn te zijn. Daarmee wordt het betekenisloos om nog een “externe realiteit” buiten het Bewustzijn aan te nemen. Het non-duale Bewustzijn blijkt alomvattend te zijn, de Ultieme Werkelijkheid, de vormeloze Bron van alle verschijnselen, het “Niets” waarin alle “ietsen” verschijnen. Het is om dit ultieme en alomvattende karakter van het Bewustzijn aan te geven dat het hier met een hoofdletter “B” geschreven wordt. Als het gaat om bewustzijn met een kleine “b” dan wordt hiermee steeds de individuele mind bedoeld.    In deze gelijkstelling van non-duaal Bewustzijn aan de Ultieme Werkelijkheid lijkt de Oosterse non-duale spiritualiteit veel op de Idealistische filosofie uit het Westen en dan vooral op het Absoluut Idealisme waarin ook de gelijkstelling plaatsvindt van de gehele werkelijkheid aan één alomvattend Bewustzijn of “Absolute Geest” (zoals Hegel het noemde; Hegels voorloper Fichte sprak al van het “Absolute Subject”). Veel van de argumenten die in het Westen voor het Idealisme ontwikkeld zijn (zoals bij Berkeley en Kant) hebben verrassend gelijkluidende tegenhangers in het Oosten, met name in het Yogacara Boeddhisme en in het non-duaal Shaivisme (dat wat dit betreft sterk door Yogacara is beïnvloed). Dit Idealisme van de non-duale spiritualiteit is een van de aspecten die het ook in onze tijd aantrekkelijk maken. Het wetenschappelijk Materialisme, dat stelt dat de werkelijkheid primair uit materie bestaat en bewustzijn ziet als een secundair product van de hersenen, heeft immers de afgelopen decennia flink aan geloofwaardigheid ingeboet. Deels komt dit door ontwikkelingen binnen de natuurkunde, zoals de ontdekking van waarnemer-afhankelijkheid in de kwantummechanica maar deels ook door een belangrijke ontwikkeling in de Westerse filosofie, namelijk het groeiende besef dat bewustzijn niet vanuit de materie verklaard kan worden (wat in de Engelstalige filosofie bekend staat als “the Hard Problem of Consciousness”). Deze crisis van het Materialisme heeft geleid tot hernieuwde aandacht voor de fundamentele rol van bewustzijn in het heelal, waarbij ook het Idealisme weer gezien wordt als een aantrekkelijke optie (bijvoorbeeld bij de hedendaagse filosoof Bernardo Kastrup). Het Idealisme van de Oosterse non-duale spiritualiteit – en van het non-duaal Shaivisme in het bijzonder – sluit goed aan bij deze hedendaagse ontwikkeling. We moeten hierbij wel in gedachten houden dat het Idealisme van de non-duale spiritualiteit uiteindelijk een zeer andere doelstelling heeft dan het Westers Idealisme – hoezeer ze ook op elkaar lijken en van elkaar kunnen leren. Het Westers Idealisme blijft uiteindelijk een filosofische theorie, een intellectuele constructie met als doel om de werkelijkheid zo rationeel en objectief mogelijk te begrijpen. Het Idealisme van de non-duale spiritualiteit kan daaraan bijdragen, maar gaat uiteindelijk een stap verder: het ultieme doel is hier niet theorie om de theorie, maar existentiële Verlichting en Bevrijding. Het non-duale Bewustzijn mag hier geen geen abstract concept blijven maar moet concrete beleving worden. Deze ervaringsmatige dimensie van het Bewustzijn, die in de non-duale spiritualiteit centraal staat, ontbreekt nagenoeg volledig in het Westers Idealisme. Gebruikte literatuur Zimmer, Heinrich (1953), Philosophies of India, edited by Joseph Campbell, Routledge and Kegan Paul.

No comments:

Post a Comment

Het doel van deze website

Welkom op mijn website over de tantrische filosofie en spiritualiteit van het non-duale Shaivisme. Hier vind je informerende artikelen en ve...