Intellectuele Yoga: De Functie van Filosofie in het Non-Duaal Shaivisme

De nauwkeurig uitgewerkte spirituele filosofie van het non-duaal Shaivisme is een van de vele dingen die mij ‒ als spirituele zoeker met een filosofische achtergrond ‒ zo aanspreken in deze traditie. Deze Idealistische filosofie, waarin het heelal ‘begrepen’ wordt als de Zelf-Manifestatie van Shiva qua Absoluut (Zelf-)Bewustzijn, behoort in mijn ogen tot het beste dat de Oosterse filosofie te bieden heeft.


De filosofie van het non-duaal Shaivisme doet wat dat betreft zeker niet onder voor de Idealistische filosofieën van Westerse denkers als Plotinus, Berkeley, Kant, Fichte, Schelling, Hegel en Bradley. Ik durf zelfs de stelling te verdedigen dat de Westerse filosofen heel wat zouden kunnen leren van de filosofische inzichten van het non-duaal Shaivisme (iets waar ik in een volgend artikel op terugkom).

Toch ligt hier ook een potentieel probleem voor het non-duaal Shaivisme. Deze traditie is immers een vorm van non-duale spiritualiteit en als zodanig gericht op de directe, woord- en gedachteloze ervaring van de alomvattende eenheid van het non-duale Bewustzijn. Dat geeft het algemene verschil aan tussen Oosterse spiritualiteit en Westerse filosofie: de laatste probeert de Ultieme Werkelijkheid rationeel te begrijpen, de eerste geeft aan dat dát uiteindelijk onmogelijk is omdat de Ultieme Werkelijkheid alle taal en denken te boven gaat.

In de Oosterse non-duale spiritualiteit kan de Werkelijkheid alleen ‘gezien’ worden in een directe Eenheidservaring waarin de individuele zoeker oplost en zichzelf verliest in de ene Werkelijkheid (een zelf-verlies waarmee de zoeker tegelijk z’n ware Zelf terugvindt). Dát is de Verlichtingservaring die een einde moet maken aan de samsarische gebondenheid van het ego. 

Non-duaal Shaivisme té intellectueel?
Dit geldt nadrukkelijk ook voor het non-duaal Shaivisme. Dus wat is dan de rol van het filosofische begrijpen in deze traditie, als het uiteindelijk niet om intellectueel begrijpen gaat? Ja, werkt de aanzienlijke aandacht die er in het non-duaal Shaivisme aan filosofisch denken wordt gegeven uiteindelijk niet averechts? In die zin dat juist het denken ons weghoudt van de non-duale Werkelijkheid die alle denken te boven gaat?

Denken is immers intrinsiek dualistisch, op twee manieren: (1) Denken veronderstelt een subject-object-dualiteit, in die zin dat de denker zichzelf buiten die werkelijkheid plaatst waarover hij/zij nadenkt. En (2) het denken maakt wezenlijk gebruik van concepten die ‒ per definitie ‒ onderscheidingen aanbrengen: “Dit is niet dat.” Zo werken concepten nou eenmaal: door de verschillen tussen dingen aan te geven. Zoals Spinoza zei: “Omnis determinatio est negatio”, dwz. elke bepaling is een negatie. Oftewel: je kunt alleen aangeven wat iets is door te zeggen wat het niet is.

Dus hoe kan het denken dan ooit greep krijgen op de non-duale Werkelijkheid die alomvattend is en daarom niets buitensluit en nergens van verschilt? Door te denken over die Werkelijkheid plaats je jezelf erbuiten (door de dualiteit van denkend subject en gedacht object) en raak je de absolute eenheid ervan kwijt (door de scheidende werking van concepten). Kortom, denken is inherent dualistisch en kan dus nooit het non-duale begrijpen.

Er zijn daarom critici die zeggen dat het non-duaal Shaivisme in zijn latere fase ‒ bij meesters als Utpala Deva, Abhinava Gupta en Rajanaka Kshemaraja die tevens grote filosofen waren ‒ te intellectueel is geworden en zo ‘verraad’ heeft gepleegd ten aanzien van z’n tantrische wortels waar het directe ervaren van non-dualiteit nog centraal stond. Ik denk echter dat deze kritiek onterecht is.

Het directe, woord- en gedachteloze ervaren van non-dualiteit is ook voor het latere, meer filosofisch ingestelde non-duaal Shaivisme nog steeds het ultieme doel: het geeft tal van yoga- en meditatie-technieken waarin de directe ervaring centraal staat (en veel van die technieken gaan inderdaad terug op de oudere tantrische traditie). Het punt is echter dat meesters als Utpala Deva en Abhinava Gupta ervan overtuigd waren dat ‒ hoe paradoxaal dit ook klinkt ‒ filosofische theorievorming over de Ultieme Werkelijkheid een cruciaal onderdeel is van het spirituele Pad naar eenwording met die Werkelijkheid.
En natuurlijk waren zij zich scherp bewust van die ogenschijnlijke paradox; anders zouden zij als spirituele en filosofische wijzen weinig hebben voorgesteld. Het probleem hoe denken óver de Werkelijkheid kan bijdragen aan de non-duale eenwording mét die ondenkbare Werkelijkheid hield ook hèn bezig. Hoe kan het denken bijdragen aan de Eenheidservaring die alle taal en denken te boven gaat? Het was uiteindelijk Abhinava Gupta (zie de afbeelding hiernaast), waarschijnlijk de grootste wijze die het non-duaal Shaivisme heeft voortgebracht, die dit mysterie volledig heeft doorgrond en tot z’n zelf-evidente oplossing heeft gebracht.  

De rol van filosofie in de shakta-upaya
Abhinava Gupta (ca. 950-1016 n.Chr.) was de grote systematisator van het non-duaal Shaivisme. Hij was degene die de verschillende non-duale benadering en leringen (zoals de Spanda- en de Pratyabhijna-tradities), die tot dan toe verspreid in het tantrisch Shaivisme voorkwamen, tot één coherent geheel samenvoegde en er ook nog eens een hoop van zijn eigen inzichten aan toevoegde.

De volledigheid van Abhinava’s synthese van het non-duaal Shaivisme werd al snel door tijdgenoten erkend en groeide zo uit tot de definitieve formulering van deze traditie die door latere meesters werd overgenomen en verder uitgewerkt (in die zin is Abhinava’s rol in het non-duaal Shaivisme goed te vergelijken met die van Shankara in de Advaita Vedanta).

Dit geldt ook voor Abhinava’s systematisering van de “hulpmiddelen” (upaya’s) die de spirituele zoeker in het non-duaal Shaivisme ter beschikking staan om tot Zelfrealisatie te komen. Hier onderscheidde Abhinava drie hulpmiddelen: het individuele middel (anava-upaya), het krachtige middel (shakta-upaya) en het goddelijke middel (shambhava-upaya).

Het individuele middel is in zekere zin het beginniveau: het omvat die oefeningen (zoals rituele aanbidding, meditatie op visualisaties en mantra’s en lichamelijke yoga) die voorbereiden tot en een eerste glimp geven van de ervaring van non-dualiteit. Het is bedoeld voor mensen voor wie de samsarische wereld van losstaande individuen en objecten nog de dominante ervaring is; vandaar de benaming van deze groep oefeningen als het “individuele middel” (anava-upaya, van anu dat het individuele zelf betekent).
Het goddelijke middel (shambhava-upaya, van Shambhu, een alternatieve benaming voor Shiva) is, zoals de term al suggereert, het hoogste niveau van beoefening. Hier oefent de beoefenaar niet echt meer maar ‘probeert’ hij/zij met een soort ‘dwangloze dwang’ om moeiteloos te verblijven in voortdurend gewaarzijn van het hele non-duale veld van het bewustzijn en dan vooral de constante vibratie (spanda) daarvan. Dwz. het gaat hier om het gewaarzijn van hoe verschijnselen (gedachten, gevoelens, mentale beelden, zintuiglijke sensaties) steeds weer opkomen uit en vervolgens weer oplossen in de constante achtergrond van het ongedifferentieerde bewustzijnsveld. Deze (non-)methode is nauw verwant aan de Boeddhistische mindfulness (sati).

Het krachtige middel zit precies tussen het individuele middel en het goddelijke middel in en vormt daarmee de overgang van het ‘laagste’ naar het ‘hoogste’ niveau. Het is dus op dit tussenniveau dat Abhinava het filosofische denken plaatst. Het wordt het krachtige middel genoemd (shakta-upaya, van Shakti, de manifestatiekracht van Shiva), omdat hier gebruik wordt gemaakt van de bevrijdende kracht van het denken ‒ een kracht die door de non-duale Shaivieten dus als heel belangrijk wordt gezien. Kshemaraja, de leerling van Abhinava, spreekt in die zin van “de kracht van zuivere gedachten, een kracht die volkomen doordrenkt is met de Vreugde van het Bewustzijn (cid-ananda)” (Soetra’s over Herkenning, soetra 12).
Abhinava zelf beschrijft het filosofische denken in de context van de shakta-upaya als een vorm van yoga, waarbij de term “yoga” in z’n meest algemene spirituele betekenis begrepen moet worden als de gedisciplineerde afstemming van ons hele mens-zijn in al z’n facetten (lichamelijk, emotioneel, intellectueel) op de ultieme Werkelijkheid van non-duaal Bewustzijn (het is in deze algemene betekenis van “yoga” dat een toegewijde beoefenaar van non-duale spiritualiteit een “yogi” wordt genoemd). De shakta-upaya bewerkstelligt die afstemming op intellectueel niveau, het niveau van het denken, en kan in die zin intellectuele of conceptuele yoga genoemd worden. Aldus Abhinava: “In deze context is yoga een speciaal soort denken dat in essentie een onderzoek is naar de ware natuur van Dat, met als doel om niets anders te bereiken dan z’n constante en uniforme manifestatie.” (Tantrasara, hfdst 4, geciteerd in Wallis 2013: 380)

Het denken als bron van Maya
Maar de vraag is nu nog steeds: Hoe kan dat? Hoe kan het denken, dat ‒ zoals we hebben gezien ‒ inherent dualistisch is, bijdragen aan de non-duale ervaring van de Werkelijkheid? Is dat geen paradox? Abhinava drijft deze paradox op de spits als hij zegt: “Hoewel de Ultieme Werkelijkheid, die je eigen aangeboren natuur uitmaakt, niet afhankelijk is van welke gedachte (vikalpa) dan ook, kan het zich wel manifesteren door middel van de verschillende gedachteconstructies die aspecten zijn van zuivere wijsheid (shudda-vidya).” (Tantrasara, hfdst 4, geciteerd in Wallis 2013: 38)

Zoals Abhinava aangeeft is de Ultieme Werkelijkheid onafhankelijk van welke gedachte (vikalpa) dan ook, dwz. de Werkelijkheid is nirvikalpa, wat letterlijk “zonder gedachten” betekent en waarmee bedoeld wordt dat de Werkelijkheid vrij is van de (onder)scheidingen die gedachten aanbrengen. De Werkelijkheid is naadloze Eenheid en is als zodanig nirvikalpa, onvatbaar voor welke gedachte dan ook. Dus hoe kan het denken ons dan dichter bij de Werkelijkheid brengen? Is het denken dan niet precies datgene wat ons van de Werkelijkheid weghoudt?
Inderdaad, zegt Abhinava, het is precies de scheidende werking van het denken die onze blik op de Waarheid vertroebelt en in de weg staat van de Eenheidservaring van het non-duale Bewustzijn. Als zodanig is precies het denken de bron van onwetendheid en illusie (Maya). Aldus Abhinava: “Het is alleen door de kracht van differentiërende gedachteconstructies dat bewuste wezens de illusie hebben dat ze gebonden zijn; het is deze egocentrische conceptie die de oorzaak is van de zich alsmaar herhalende gebondenheid aan het wiel van het wereldlijke lijden.” (Tantrasara, hfdst 4, geciteerd in Wallis 2013: 370) Of zoals Abhinava het zegt in deze prachtige vergelijking: “Het gebonden individu is als een danseres die, hoewel ze de danshal wenst te verlaten, in de kraag wordt gevat door de portier van het denken en terug op het podium van Maya wordt gesmeten.” (Geciteerd in Dyczkowski 1987: 191) Het is het denken dat ons gevangen houdt in de dualistische illusie van het ego.

Alleen het denken kan het denken ongedaan maken
Maar, zegt Abhinava, het is precies dit negatieve effect van het denken dat verklaart hoe het denken ook het tegenovergestelde, positieve effect kan hebben. Zoals het denken ons gevangen houdt in de gevangenis van dualistische gedachteconstructies, zo is het denken precies ook de sloophamer die deze gevangenis weer af kan breken. Men zou kunnen zeggen dat Abhinava’s standpunt hier een voorbeeld is van het aloude principe van similia similibus curantur, dwz. het gelijke wordt door het gelijke genezen.

Zo geloofde men vroeger dat de besmetting door een beet van een hondsdolle hond genezen kon worden door wat haar van dezelfde hond in poedervorm in de wond te smeren. Het is een vorm van “sympathetische magie”, waarin gelijke dingen geacht worden met elkaar in verbinding te staan zodanig dat ze elkaar kunnen versterken of juist vernietigen. Voodoo is hier ook een bekend voorbeeld van: door een naald te steken in een gelijkende pop zou je de desbetreffende persoon ook echt pijn kunnen doen.

Echter, hoewel Abhinava’s principe dat het denken alleen door het denken tegengegaan kan worden hier sterk op lijkt, is er bij Abhinava geen sprake van magie. Integendeel, Abhinava klinkt in zijn uitleg hiervan verrassend modern; in zekere zin ontwikkelt hij hier een soort psychologie van positief denken en past hij deze toe in de context van non-duale spiritualiteit. Het gaat erom de kracht van negatieve, dualistische gedachten te breken door er positieve, non-dualistische gedachten tegenover te zetten. Aldus Abhinava:

“Een gebonden ziel heeft overtuigingen zoals ‘Ik ben slechts onbezielde materie; ik ben volledig gebonden door mijn karma; ik ben onrein; ik ben een slachtoffer.’ Als hij erin slaagt om volstrekt overtuigd te raken van het tegendeel van deze gedachten, dan wordt hij onmiddellijk de Heer wiens het lichaam het hele heelal is en wiens ziel het Bewustzijn is.” (Tantrasara, hfdst 4, geciteerd in Wallis 2013: 375)

“Net als de man die er intens van overtuigd is dat hij een zondaar is ook een zondaar wordt, zo geldt voor iemand die ervan overtuigd is dat hij Shiva is ‒ en niemand anders dan Hij ‒ dat hij uiteindelijk ook Shiva wordt. Deze zekerheid van overtuiging, die doordringt in en zichzelf bevestigt in onze gedachten, valt samen met een bewustzijn vrij van gedachteconstructies, voortgebracht door een reeks van verfijnde en gezuiverde gedachteconstructies, waarvan het onderwerp onze eenheid met Shiva is.” (Tantraloka, hfdst 15, geciteerd in Dyczkowski 1987: 192)

De indirecte werking van zuivere gedachten
Nogmaals, dit lijkt paradoxaal, en zoals Abhinava het hier formuleert ís het ook paradoxaal. Hij spreekt immers van een “een bewustzijn vrij van gedachteconstructies, voortgebracht door een reeks van verfijnde en gezuiverde gedachteconstructies”. Hoe kunnen gedachte- constructies ooit een bewustzijn vrij van gedachteconstructies voorbrengen? Maar de paradox verdwijnt zodra we inzien dat hier om indirecte voortbrenging gaat.

De negatieve, dualistische gedachten (die Abhinava ashudda-vikalpa’s noemt, oftewel onzuivere gedachten) houden ons gevangen in de dualiteit omdat ze ons ervan weerhouden ons volledig open te stellen voor en over te geven aan de non-duale Werkelijkheid. Het is omdat we zijn gaan geloven in die dualistische gedachten dat we een innerlijke, egodefensieve weerstand voelen tegen het non-duale ‘omarmen’ van de wereld. De functie van wat Abhinava “zuivere gedachten” (shudda-vikalpa’s) noemt, dwz. gedachten die de Waarheid van non-dualiteit articuleren, is simpelweg dat ze de onzuivere gedachten van hun kracht beroven en daarmee onze innerlijke weerstand tegen non-dualiteit wegnemen.
Het is dan dit wegvallen van de weerstand dat leidt tot het directe, gelukzalige ervaren van non-dualiteit. Anders gezegd, door de zuivere gedachten worden de defensiemechanismen van het ego afgezwakt, met als gevolg dat we onszelf meer en meer openstellen voor de stralende Werkelijkheid van non-duaal Bewustzijn. Het directe ervaren van non-dualiteit, dat op deze wijze begint door te sijpelen in ons alledaagse bewustzijn, geeft dan een directe bevestiging van die zuivere, non-duale gedachten ‒ hoewel dan óók ingezien wordt dat de non-duale gedachten slechts een bleke, ontoereikende afspiegeling vormen van de sublieme pracht van het non-duale Bewustzijn. De non-duale Werkelijkheid is oneindig veel mooier dan zelfs de meest zuivere gedachte voor kan stellen.

Het enige dat ons ervan weerhoudt om de non-duale aard van de Werkelijkheid te zien, is onze eigen weerstand ertegen. Die Werkelijkheid zelf is niet verborgen, integendeel: zij is volstrekt zelf-evident, zelf-manifesterend, zelf-verlichtend (svaprakasha). De Werkelijkheid is immers stralende Bewustzijn en als zodanig ‒ zoals Abhinava zegt ‒ “je eigen aangeboren natuur” (Tantrasara, hfdst 4, geciteerd in Wallis 2013: 38). Het is Dat wat het dichtste bij ons staat, ja wat we zelf in essentie zijn, alleen zien we het niet omdat we ons ervoor afsluiten door te geloven in onzuivere, dualistische gedachten.

Zodra we niet meer in die gedachten geloven en onze innerlijke weerstand verzwakt, breekt het Licht van het Bewustzijn vanzelf door en zien we wat eigenlijk altijd al zelf-evident was. Dit is dus het punt van de shakta-upaya volgens Abhinava Gupta: in deze upaya cultiveren we zuivere gedachten, dwz. gedachten die de non-duale essentie van de Werkelijkheid benadrukken, niet omdat ze ons direct die Werkelijkheid laten zien (want dat kunnen ze niet), maar omdat ze de blokkerende kracht van onzuivere, dualistische gedachten wegnemen. We hoeven dus totaal geen moeite te doen om de Werkelijkheid te zien, die is namelijk altijd al zelf-evident. De moeite zit alleen in het denkend afbreken van de blokkades die onze onzuivere gedachten opwerpen. Aldus Abhinava:

“Het is alleen door de kracht van differentiërende gedachteconstructies dat bewuste wezens de illusie hebben dat ze gebonden zijn; het is deze egocentrische conceptie die de oorzaak is van de zich alsmaar herhalende gebondenheid aan het wiel van het wereldlijke lijden. Daarom geldt: als er een mentale constructie opkomt en geïnternaliseerd wordt die tegengesteld is aan deze egocentrische conceptie, dan vernietigt zij deze conceptie die de oorzaak van samsara is. Zo veroorzaakt zij indirect de Bevrijding.” (Tantrasara, hfdst 4, geciteerd in Wallis 2013: 370)

De methode van shakta-upaya wordt daarom ook wel vikalpa-samskara genoemd, oftewel “gedachte-zuivering”. De term “samskara” kan hier verwarring wekken, omdat dit in yoga ook de standaard-term is voor de psychische impressies die ervaringen achterlaten, impressies die dan aan de basis zouden liggen van ons karma. Hier echter, in de context van vikalpa-samskara, gaat de term “samskara” terug op de traditionele zuiveringsrituelen die in India de overgang van de ene levensfase naar de andere markeren. Nu gaat het bij vikalpa-samskara niet zozeer om een ritueel, maar wel om een zuivering ‒ namelijk van onze gedachten ‒ die de overgang van dualiteit naar non-dualiteit mogelijk maakt. 

Heart-mind: de eenheid van denken en voelen
Het doel van het cultiveren van zuivere gedachten in de shakta-upaya is dus om zo onze innerlijke weerstanden voortkomend uit onzuivere gedachten af te breken. Dit vertrouwen in de kracht van zuivere gedachten, dat kenmerkend is voor het non-duaal Shaivisme, wordt begrijpelijker als we zien dat de typisch Westerse scheiding van denken en voelen, van verstand en hart, niet gemaakt wordt in het Oosten. In Oosterse culturen is het vanzelfsprekend dat gedachten altijd ook een gevoelscomponent hebben, en gevoelens altijd gepaard gaan met gedachten. Daarom vinden we de nadruk op het spirituele belang van zuivere gedachten ook buiten het non-duaal Shaivisme, met name in het Boeddhisme waar het ontwikkelen van “heilzame gedachten” (wholesome thoughts) een belangrijk onderdeel is van het “achtvoudige pad” naar Verlichting.
Het inzicht in de onontwarbare verstrengeling van denken en voelen zit zo diep ingebakken in de Oosterse cultuur dat dé klassieke taal van die cultuur, het Sanskriet, zelfs niet een apart woord kent voor het denkend vermogen van de mens los van zijn voelend vermogen, zoals we dat in Westerse talen wel hebben, bijvoorbeeld “verstand” in het Nederlands of “mind” in het Engels. In het Sanskriet is er slechts één woord voor beide vermogens, namelijk citta dat dan ook gewoonlijk vertaald wordt als heart-mind (hart-verstand). Zo zijn er ook niet twee aparte woorden voor gedachten en gevoelens; beiden worden “citta-vrtti” genoemd, oftewel bewegingen (vibraties, wervelingen) van de heart-mind.

Op deze wijze drukt het Sanskriet een belangrijk psychologisch inzicht uit, namelijk dat denken en voelen niet van elkaar gescheiden kunnen worden: elke gedachte is tevens een gevoel, een emotie zelfs. Die emotie kan zo subtiel zijn dat we haar nagenoeg niet opmerken; de emotionele kant van een gedachte blijft dan min of meer onbewust, maar ze ís er wel en beïnvloedt ons gedrag. Omgekeerd geldt hetzelfde: elke emotie heeft een cognitieve component, een inhoudelijke gedachte die met deze emotie gepaard gaat. Ook die gedachte kan onbewust blijven ‒ en dan vragen we ons af: “Waar komt dat gevoel nou opeens vandaan?” ‒ maar ook dan geldt dat die onbewuste gedachte er wel degelijk is en ons gedrag mede stuurt.

Daarmee wordt het gevaar van de Westerse scheiding van verstand en gevoel duidelijk. Het gevaar is dat we slachtoffer worden van onbewuste emoties en gedachten waarvan we de sturende werking op ons gedrag niet merken omdat we hun intrinsieke link met bewuste gedachten en emoties niet zien. Dit gevaar is bijzonder acuut bij de moderne Westerse wetenschap met haar idealen van zuivere logica, objectiviteit en waardevrijheid. Het valt niet te ontkennen dat deze idealen de Westerse wetenschap ontzettend ver hebben gebracht: met name de moderne wis- en natuurkunde en de technologie die zij mogelijk maken, zijn triomfen van de menselijke geest. Tegelijk echter is de Westerse wetenschap hierin ook zeer misleidend: het pretendeert iets te bieden dat eigenlijk onmogelijk is, namelijk pure rationaliteit los van emotionele bewogenheid.

Dat is niet alleen psychisch ongezond voor de wetenschapper zelf, die zo gedwongen wordt zichzelf te vervreemden van een intrinsiek deel van zijn mens-zijn, namelijk zijn gevoel (de wetenschapper dreigt zo een ééndimensionale mens te worden, zoals de Duitse filosoof Marcuse al in de jaren ‘60 waarschuwde). Het grote gevaar hiervan is ook dat de Westerse wetenschap, onder het mom van objectiviteit en waardevrije rationaliteit, toch voortgedreven wordt door onbewuste subjectieve emoties en de daarmee verbonden waardeoordelen ‒ emoties die des te storender (of zelfs ‘gestoorder’) zijn omdat ze voortkomen uit een verwrongen mensbeeld waar verstand en hart niet in harmonie zijn. Sommige ‘monsterlijke’ producten van de moderne wetenschap en technologie, zoals de atoombom of de bio-industrie, getuigen daarvan. Aan het begin van de 19de eeuw voorzag de Engelse dichter Wordsworth al dit gevaar van de moderne gevoelloze wetenschap toen hij schreef: “We murder to dissect”, dwz. we vermoorden om te ontleden...

Ook draagt de Westerse scheiding van denken en voelen het tegenovergestelde gevaar in zich, namelijk dat mensen hun gevoelens en emoties gaan idealiseren ten nadele van het logische nadenken. “Volg je hart”, zeggen mensen dan, “niet dat kille verstand”. Maar dat verstand is alleen maar kil ómdat we die kunstmatige scheiding van hart en verstand maken. Als mensen besluiten om uitsluitend te luisteren naar hun spontane gevoelens, dan vergeten ze dat gevoelens altijd samenhangen met (onbewuste) gedachten. Gevoelens zijn alleen maar “spontaan” omdat ze gebaseerd zijn op diep ingesleten, automatische gedachtepatronen die we met de paplepel hebben binnengekregen. Door alleen maar naar ons gevoel te luisteren, herbevestigen we die gedachtepatronen (over onszelf, over anderen, over de wereld) waar we het misschien ‒ als we er kritisch over zouden nadenken ‒ helemaal niet mee eens zouden zijn. De idealisering van gevoel ten nadele van verstand is dan ook vaak een vrijbrief om onbeschaamd onkritisch te kunnen zijn, om zomaar wat dingen te kunnen roepen zonder er argumenten voor te hoeven geven: “Tja, zo voel ik dat nou eenmaal…”

Shakta-upaya als yoga van de heart-mind
Het non-duaal Shaivisme vermijdt beide valkuilen ‒ gevoelloze logica en onkritisch gevoel ‒ door het rationele denken een centrale maar uiteindelijk ondergeschikte rol te geven in de shakta-upaya. Het vermogen van zuivere, dwz. non-dualistische gedachten om de innerlijke weerstanden door dualistische gedachten af te breken, heeft alles te maken met de eenheid van denken en voelen in de heart-mind. Het is het gevoel bij een gedachte dat bepaalt of deze gedachte ons helpt of juist belemmert om ons open te stellen voor non-dualiteit. Een gedachte als

(1) “Ik ben slechts een toevallige opeenhoping van atomen in een grotendeels leeg en doods heelal; ik had er net zo goed niet kunnen zijn, dat maakt voor het heelal niets uit

heeft een totaal andere gevoelswaarde dan

(2) “Ik ben een unieke manifestatie van het heelal; het heelal leeft en kijkt naar zichzelf via mij en via álle levende wezens in het heelal, wezens met wie ik dus intrinsiek verbonden ben”. 

Het is de gevoelswaarde van de tweede gedachte die ons als het ware geruststelt en zo ons in staat stelt om te ontspannen en ons open te stellen voor de non-dualistische waarheid die hier wordt verkondigd. En alleen omdat we dan ontspannen en ons openstellen ‒ zodanig dat onze egodefensieve weerstanden wegvallen ‒ kunnen we deze non-dualistische waarheid aan den lijve ervaren. Alleen zo wordt non-dualiteit een directe ervaring, in plaats van alleen maar een mooie gedachte. Pas als dit proces van ontspannen in, openstellen voor en overgave aan Eenheid helemaal tot het einde is gegaan, pas als de egodefensieve weerstanden volledig zijn afgebroken, kan de Verlichtingservaring van kosmische Eenheid zich ten volle manifesteren.

De eerste gedachte daarentegen is precies een onzuivere, dualistische gedachte die ons in onszelf opsluit. Het is een typische uiting van het Materialistische wereldbeeld, waarin alles wordt gereduceerd tot losstaande atomen die doelloos ronddolen in een lege ruimte; het is louter door toeval dat sommige van die atomen zich samenvoegden tot zichzelf kopiërende moleculen en daarmee het Darwiniaanse proces van evolutie in gang zetten. Uiteindelijk leidde die Darwiniaanse evolutie tot complexere levensvormen met hersenen die in staat zijn tot zelfbewust waarnemen, denken, voelen en handelen. Dat (zelf-)bewustzijn zit, volgens het Materialisme, ‘opgesloten’ in die hersenen en is als zodanig gescheiden van de materiële buitenwereld, die dan ook heel anders kan zijn dan wij hem in ons bewustzijn waarnemen. Zoals de Griekse filosoof Democritus, de uitvinder van het atomisme, al zei: “Het is slechts schijn dat iets zoet of bitter is, het is slechts schijn dat iets heet of koud is, het is slechts schijn dat iets kleur heeft; in werkelijkheid bestaan slechts atomen en de lege ruimte”.
Het zal duidelijk zijn dat deze gedachte een totaal andere gevoelswaarde heeft dan de non-dualistische gedachte waarin het heelal als één levend en bewust geheel wordt gezien. Het Materialistische wereldbeeld sluit ons letterlijk op in het individuele lichaam: ons bewustzijn zit immers uitsluitend in onze hersenen en is als zodanig gescheiden van de ‘boze’ buitenwereld, een wereld die volledig in het teken staat van de Darwiniaanse strijd om het bestaan. Andere mensen zijn dan alleen nog maar concurrenten, niet mede-manifestaties van dezelfde creatieve, kosmische essentie. Rupert Spira (2017: 2) noemt het Materialisme dan ook terecht “een filosofie van wanhoop en conflict, en als zodanig de hoofdoorzaak van het lijden dat individuen voelen en van de vijandschap tussen gemeenschappen en naties”.  
   
Het ontwikkelen van zuivere, non-dualistische gedachten in de shakta-upaya kan dan ook de yoga van de heart-mind genoemd, in die zin dat we gedachten ontwikkelen die de heart-mind openen voor de directe ervaring van non-dualiteit. Net zoals je in hatha yoga lichaamshoudingen (asana’s) ontwikkelt die je in staat stellen om de hart-chakra te openen, zo ontwikkel je in vikalpa-samskara (gedachte-zuivering) als het ware mentale asana’s ‒ “postures of the mind” zoals Christopher Wallis zegt (2013: 382) ‒ die ons in staat stellen om de heart-mind te openen. Je zou het een positieve, kritische vorm van brainwashing kunnen noemen, in die zin dat we onszelf reinigen van negatieve, dualistische gedachten ‒ gedachten die we vaak met de paplepel binnen hebben gekregen en die als zodanig veelal onbewuste gedachtepatronen vormen, mét de bijbehorende negatieve gevoelens.

Door die dualistische gedachten en gevoelens te vervangen door non-dualistische gedachten en gevoelens kunnen we uiteindelijk ons hart openen voor alles en iedereen; dan pas wordt non-dualiteit een directe ervaring. Het is dan ook geen toeval dat “het Hart” (hridaya) in het non-duaal Shaivisme een van de belangrijkste benamingen is voor Shiva als de creatieve essentie van het heelal (zie daarover Muller-Ortega 1989). Het gaat in deze traditie precies om het gevoel dat je eigen ‘hart’ samenvalt met Shiva als het kloppende, stralende Hart van het heelal; dat is de vreugde (ananda) waar het in de Shaivitische Verlichtingservaring om gaat. Aldus Abhinava:
“Het Hart is het zaadje van het heelal, vrij van begin en eind, vrij van wording en vernietiging. Omdat het Hart een zaadje is, breidt het zich uit in de vorm van het Al, het beweegt zich onophoudelijk richting expansie… Hij [dwz. de spirituele zoeker] moet constant mediteren op dit zaadje van het Hart, alsof het is doorgedrongen in zijn eigen hart…” (Geciteerd in Muller-Ortega 1989: 173)

Tot slot: van intellectuele zekerheid naar directe ervaring
We moeten hierbij echter wel oppassen voor de volgende misvatting, namelijk dat het in de shakta-upaya louter gaat om het verzinnen van mooie verhalen over de werkelijkheid, alleen maar omdat ze ons een goed gevoel geven. Dat is zeker niet de bedoeling. Het ontwikkelen van zuivere gedachten in de shakta-upaya is géén onrealistisch wensdenken. Het gaat om een oprecht onderzoek naar de ultieme aard van de Werkelijkheid, voor zover dat door logisch denken mogelijk is. Aldus Abhinava Gupta:

“Als een persoon ervoor kiest om gradueel zijn mentale constructies van de werkelijkheid te zuiveren en te verfijnen, als het middel voor het bereiken van ervaringsmatige realisatie van de ware natuur van alles, dan maakt hij gebruik van een proces van contemplatie (bhavana) dat gebaseerd is op waarachtig denken (sat-tarka) [...].” (Tantrasara, hfdstk 4, geciteerd in Wallis 2013: 369)

Rajanaka Rama, een tijdgenoot van Abhinava, zegt in dezelfde trant dat “direct inzicht (upalalabdhi) en logisch redeneren (upapatti)” de zoeker in staat stellen om “de realisatie van zijn ware identiteit” (namelijk met Shiva) te bereiken (geciteerd in Dyczkowski 1992: 98). De toevoeging van “direct inzicht” is belangrijk, omdat het natuurlijk gaat om meer dan alleen maar logisch nadenken; uiteindelijk moet het logische nadenken over de Ultieme Werkelijkheid overgaan in een directe ervaring van de Werkelijkheid, een ervaring die voorbij het denken ligt (en die als zodanig nirvikalpa is) maar desondanks de ultieme bevestiging geeft van het voorafgaande denkproces. Het denken bereikt dan zijn culminatiepunt in een directe, woordloze ervaring van non-dualiteit die als zodanig on-denkbaar is. In die zin zegt Mark Dyczkowski over de rol van het denken in het non-duaal Shaivisme:

“De yogi moet elke twijfel en misleidende gedachte, die hem laten geloven dat hij anders dan Shiva is, elimineren. Door de ontwikkeling van de gedachte ‘Ik ben Shiva’ (Shivoham) bevestigt deze gedachte uiteindelijk zichzelf als zuiver Bewustzijn voorbij het denken en zonder interveniërende mentale representaties.” (Dyczkowski 1987: 192)

Dit wijst op een fascinerend ‘grijs gebied’ tussen denken en directe ervaring, een soort mysterieus niemandsland waar de uiteindelijke overgang moet plaatsvinden. Het punt is namelijk dat, zoals Abhinava aangeeft, het denken zelf al een mate van zekerheid moet bereiken aangaande de non-duale en dus ondenkbare aard van de Werkelijkheid vóórdat de directe ervaring daarvan kan intreden. Aldus Abhinava: “Het denken [...] dient als een middel tot bevrijding voor het individuele zelf alleen wanneer het de vorm aanneemt van zekerheid (nishcaya).” (Geciteerd in Dyczkowski 1987: 192)

Dit volgt uit de bemiddelende werking van de zuivere gedachten, dwz. het feit dat zij indirect tot de directe ervaring van non-dualiteit leiden doordat ze de onzuivere, dualistische gedachten (en de daaruit voortkomende weerstanden) elimineren. Om die onzuivere gedachten van hun kracht te beroven, moeten de zuivere gedachten met voldoende intellectuele zekerheid gepaard gaan, zodanig dat de onzuivere gedachten ongeloofwaardig worden. Pas dan, wanneer we op intellectueel niveau echt overtuigd zijn dat de dualistische gedachten onwaar zijn, vallen de innerlijke weerstanden volledig weg, met als gevolg dat de directe ervaring van non-dualiteit doorbreekt. Aldus Abhinava:  

“Op welke wijze zo’n overtuiging ook mag worden bereikt, een superieure yogi moet deze te allen tijde cultiveren. Hij moet niet aan het twijfelen gebracht worden door de massa van dwaze leringen die er in de wereld te vinden zijn, dwz. door visies die niet in de ware natuur van de dingen zijn gegrondvest.” (Tantrasara, hfdst 4, geciteerd in Wallis 2013: 375) Eerst moet er dus intellectuele overtuiging, dwz. zekerheid in het denkproces, bereik worden; dan pas kan de directe ervaring van non-dualiteit optreden. De zekerheid van het denken wordt dan, op paradoxale wijze, zowel bevestigd als ontkracht. Zij wordt ontkracht voor zover de directe ervaring duidelijk maakt dat zelfs de meest nauwkeurige gedachten over de non-duale Werkelijkheid tekortschieten om die Werkelijkheid adequaat te representeren. Dat laatste kan immers niet: zelfs het meest zuivere denken blijft wezenlijk dualistisch en kan daarom nooit recht doen aan non-dualiteit.


Maar tegelijk levert de directe ervaring dan ook de ultieme bevestiging van het voorafgaande denkproces, in die zin dat de ervaring laat zien dat het denken inderdaad op het goede spoor zat en in de juiste richting wees. De intellectuele zekerheid van het denken gaat dan over in of raakt vermengd met de intrinsieke vreugde (ananda) van de Verlichtingservaring. In die zin spreekt Kshemaraja van “de kracht van zuivere gedachten” als zijnde “volkomen doordrenkt [...] met de Vreugde van het Bewustzijn (cid-ananda)” (Soetra’s over Herkenning, soetra 12).

In deze fascinerende overgangsfase vindt er een soort sneeuwbaleffect plaats, waarbij intellectuele zekerheid en directe ervaring elkaar afwisselend versterken. De aanvankelijk zwakke intellectuele zekerheid (dat de dualistische gedachten niet kloppen) maken een eerste ervaringsmatige glimp van non-dualiteit mogelijk, een glimp die deze intellectuele zekerheid als het ware een duwtje in de rug geeft. Met als gevolg dat de toegenomen zekerheid ervoor zorgt dat we nóg minder geloof hechten aan dualistische gedachten, zodat we ons nóg meer openstellen voor de directe ervaring van non-dualiteit, enzovoort, enzovoort. Zo versterken intellectuele zekerheid en directe ervaring elkaar wederzijds in een zich alsmaar versnellend proces van bewustwording, totdat dit proces uiteindelijk culmineert in de ‘gelukzalige explosie’ van de Verlichtingservaring waarin het Licht van het Bewustzijn definitief doorbreekt

Al met al maakt dit duidelijk dat het non-duaal Shaivisme, anders dan vele andere vormen van non-duale spiritualiteit (met name de Advaita Vedanta), een groot vertrouwen heeft in het vermogen van de mens om via het denken de ware aard van de Werkelijkheid te ontdekken. Dit vertrouwen heeft natuurlijk z’n grenzen, omdat men ook in het non-duaal Shaivisme doordrongen is van de nirvikalpa-aard van de Ultieme Werkelijkheid. Desondanks is men ervan overtuigd dat het denken ons hierin ontzettend ver kan brengen.

Het gaat dus niet om een dogmatische verwerping van het Materialistische wereldbeeld ten faveure van een ‘spiritueel wereldbeeld’ alleen maar omdat dit laatste ons een beter, ‘non-dualistisch’ gevoel geeft. Nee, het non-duaal Shaivisme stelt dat we door middel van logisch nadenken écht kunnen inzien dat het Materialisme en alle andere dualistische gedachten onwaar zijn. Het non-duaal Shaivisme verwerpt dus niet de wetenschap als zodanig en ontkent dan ook niet de Darwiniaanse evolutie van het leven. Het verwerpt alleen de Materialistische interpretatie van de wetenschap en haar onderbouwde inzichten.

Dat wil zeggen: het non-duaal Shaivisme is ervan overtuigd dat we door logisch denken kunnen inzien dat het Idealisme waar is en het Materialisme niet, dus dat het materiële heelal slechts bestaat als een verschijning in (en van) het non-duale Bewustzijn ‒ in plaats van de Materialistische opvatting dat bewustzijn slechts een secundair effect is van hersenactiviteit. Maar dit heeft te maken met de argumenten die er voor de Idealistische filosofie van het non-duaal Shaivisme te geven zijn en de vraag of deze argumenten ook in onze tijd nog steeds standhouden. Dit zal het onderwerp zijn voor een volgend artikel op deze website.

Gebruikte literatuur
-Dyczkowski, Mark S.G. (1987), The Doctrine of Vibration: An Analysis of the Doctrines and Practices of Kashmir Shaivism. SUNY Press, Albany. -Dyczkowski, Mark S.G. (1992), The Stanzas on Vibration. SUNY Press, Albany.

-Kshemaraja, Rajanaka / Wallis, Christopher, The Recognition Sūtras, vertaald en becommentarieerd door Christopher Wallis, 2017, Mattamayūra Press.
-Muller-Ortega, Paul Eduardo (1989), The Triadic Heart of Śiva. SUNY Press, Albany.

-Spira, Rupert (2017), The Nature of Consciousness: Essays on the Unity of Mind and Matter, Sahaja Publications.
-Wallis, Christopher (2013), Tantra Illuminated. Mattamayūra Press, Boulder, CO.

No comments:

Post a Comment

Het doel van deze website

Welkom op mijn website over de tantrische filosofie en spiritualiteit van het non-duale Shaivisme. Hier vind je informerende artikelen en ve...